Wens

Ik had niet eens een wens gedaan. Nou ja, als ik heel eerlijk ben, misschien een beetje dan, maar zo had ik het niet bedoeld. Het was rond middernacht geweest dat ik bij de put op het plein ging zitten.

Ik was moe, ik had tot laat doorgewerkt om een deadline te halen. De zoveelste deadline. Hoeveel zouden er nog komen? Alles moesten we opzij zetten voor die grote klant. ‘Nog even’, zeiden ze steeds. Het zou maar een maand duren. Inmiddels was er al bijna een jaar verstreken. Daar zat ik dus met mijn rug tegen de oude put op het plein geleund. Ik had mijn ogen gesloten en mompelde voor mij uit: ‘Ik wil dit niet meer.’ Daarna moet ik in slaap gevallen zijn. Ik werd wakker van de vuilniswagen die de prullenbakken kwam legen. Haastig was ik opgesprongen, ik mocht niet te laat komen.

Bij de ingang van het grote kantoorpand groette ik een collega die net naar binnen snelde. Hij bekeek me met een frons en rende daarna naar de liftdeur die net openging. Ik wilde ook die lift in, maar een sterke hand greep mij bij mijn arm. ‘Ho, ho’, zei een zware stem. Het was Henk van de beveiliging. ‘Hé, Henk’, begon ik. Zonder te luisteren werkte hij mij het pand weer uit. Hij wees op het bordje naast de draaideur. ‘Kun je niet lezen?’ beet hij mij toe. ‘Geen toegang voor onbevoegden!’ ‘Maar Henk’, stamelde ik, ‘ik werk hier toch?’ Hij deed net of hij mij niet hoorde en verdween door de draaideur weer naar binnen.

Ik besloot naar mijn appartement te gaan. Het had me moeten verbazen dat de sleutel niet in het slot paste, maar diep vanbinnen wist ik het al. De deur werd op een kier geopend. Een oud mannetje vroeg met een krakende stem: ‘Wat ben je aan het doen?’ ‘Ik woon hier’, had ik willen zeggen. Mijn vertrouwde aftershavegeur die ik altijd in het halletje kon ruiken, was verdwenen. In plaats daarvan rook ik groene zeep. Ik draaide mij om en zonder dat ik het eigenlijk van plan was geweest, liep ik naar de put op het plein. Ik keek om mij heen om er zeker van te zijn dat ik alleen was. Toen boog ik over de rand en tuurde in de duisternis. ‘Hé, hallo’, fluisterde ik. Ik hoorde mijn stem in de verte lispelen. ‘Geef mijn leven terug’, zei ik nu iets luider. Ik heb van alles geroepen. Op het laatst schreeuwde ik: ‘Klootzak!’ ‘Zak, zak, zak….’, kaatste mijn stem vanuit de diepte terug.

‘Nou, nou’, zei iemand naast mij. Ik keek opzij en zag een man met een witte baard op een rood kleed zitten. ‘Zeker niet blij met de uitkomst?’ ‘Hoe bedoelt u?’ vroeg ik geërgerd. ‘Je weet toch wel dat dit een wensput is?’ Ik wilde de man eigenlijk uitlachen. ‘Kweeniet, zou kunnen misschien’, zei ik. ‘Nou’, zei de man, ‘en wat ga je nu doen?’ Ik wees naar de put. ‘Hij moet de wens ongedaan maken.’ De man begon te lachen en stond op. Hij sloeg het rode kleed om zijn schouders zodat het een soort mantel leek. ‘Zo werkt dat niet met wensen.’ Hij klopte even op mijn schouder en stak vervolgens het plein over. Zijn rode mantel wapperde in de wind. Nog eenmaal draaide hij zich om. ‘Blijf niet langer wachten!’ riep hij.

Wat moest ik nu beginnen? Nee, ik wilde die baan niet meer, ik wilde dat dure appartement niet meer, maar dat had ik toch makkelijk zelf kunnen oplossen? Nu had ik niets meer. Ik gaf een harde trap tegen de put en liep weg, de stad uit.

Ik zwierf over velden en wegen, sliep onder bomen en tussen struiken. Ik stal eten, vond een baantje, raakte het weer kwijt, kocht een dikke slaapzak en een tent van waaruit ik de heldere sterrenhemels bewonderde, maar gelukkig was ik niet. Bij een put op een open plek in het bos schreeuwde ik alleen maar verwensingen naar beneden. Op een slaperig kerkplein aan de Middellandse Zee riep ik in een put: ‘Wat moet ik nu doen?’ Maar ik hoorde alleen mijn eigen holle stem ver beneden mij en zo langzamerhand werd ik die stem een beetje zat. Dus liep ik verder en verder tot ik op een dag merkte dat ik al een tijdje niet meer op zoek was gegaan naar een put.

In de warme najaarszon op een plein in een Spaans dorpje zag ik de man met de witte baard weer terug. Hij zat op zijn rode kleed bij een oude waterput. De man zwaaide naar mij en gebaarde dat ik naast hem moest komen zitten. Ik voelde er eigenlijk niets voor maar deed het toch. ‘Zo’, zei hij. ‘Ik wist wel dat ik je ooit nog zou tegenkomen.’ Ik haalde mijn schouders op. ‘Hoe gaat het met je wens?’vroeg hij. Weer haalde ik mijn schouders op. ‘Goed zo’, zei de man. ‘Hoezo, goed zo?’ vroeg ik een beetje snauwerig. De man wees om zich heen. ‘Ooit gedacht dat je nog eens te voet in Spanje zou belanden?’ ‘Nee’, zei ik kortaf, ‘en wat doet het er eigenlijk toe.’

De man stond op en keek over de rand van de put. ‘Ik heb goed nieuws voor je’, zei hij. Ik ging naast hem staan. ‘Deze put kan je wens weer ongedaan maken.’

De man stak de draak met mij, dat moest wel. Ik zat hier helemaal niet op te wachten. Ik wilde weglopen maar hij greep mij bij mijn schouder vast. Ik keek in zijn gerimpelde gezicht, zijn ogen keken mij vriendelijk aan. ‘Grijp je kans’, zei hij. ‘Als je tenminste terug wilt naar je oude leven.’

Ik herinnerde mij de wens die eigenlijk niet eens echt een wens was geweest. Ik dacht weer aan dat kille kantoorpand, aan de deadlines en aan de eenzame uren in mijn appartement dat nu naar groene zeep rook en ik besefte dat ik de persoon die ik toen was, ergens onderweg was kwijtgeraakt. ‘Nee’, zei ik, ‘ik wil niet meer terug.’

‘Kom’, zei de man. Hij raapte het rode kleed op en drapeerde het om zijn schouders. Ik volgde hem naar een oud huisje aan de rand van het plein. Hij opende de deur en zei: ‘Binnenkort ga ik op reis. Als je wilt mag je hier wel blijven tot ik weer terugkom.’ Hij maakte een uitnodigend gebaar naar binnen. ‘De winters zijn zacht, de mensen zijn hier hartelijk. En als het je niet bevalt, ben je vrij om weer te gaan.’ ‘Maar waar gaat u dan heen?’ De man streek over zijn witte baard. ‘Eerst naar de haven waar een boot op mij wacht. Ik zal reizen naar het Noorden en dan naar het verre Westen. In het nieuwe jaar begin ik aan mijn terugreis.’ Ik wachtte tot hij verder zou vertellen maar dat deed hij niet. We gingen zijn huis binnen en ik wist dat ik besloten had hier even te blijven. Misschien zou ik wachten tot hij terugkwam, misschien kreeg ik eindelijk eens antwoord van mijzelf zodat ik verder kon. Maar dat was iets voor later.

28 december 2022  

Wat vond je van dit verhaal? Laat hieronder een reactie achter.

Lees nog een kort verhaal

Laat gerust een reactie achter.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *