Vorst

De wind rammelde aan de poort. Het was geen verrassing dat hij kwam. Sneeuwvlokken dwarrelden in het rond en bedekten het grote grasveld, de brede heg en de kale takken van de bomen. Die nacht verdween de tuin.

Vervaagd tot een droom die steeds ongrijpbaarder werd. Het seringenboompje fluisterde nog even over citroenvlinders die ieder voorjaar rond haar bloesem dansten. Toen viel de stilte.

De maan bescheen de hoge bomen die de tuin omringden. Het leken wel zilveren aders die naar de hemel reikten. Plotseling ritselde er iets onder de heg. Het geluid werd gesmoord door een dikke sneeuwmantel. Als een echo van iets dat er niet meer mocht zijn.

Het werd dag. Vogelpootjes versierden de witte stof met willekeurige patronen. De deur van het huis ging open. Een zak met brood werd leeggegooid op de plek waar ooit een terras had gelegen. In de zomer werden daar de tuinstoelen uitgeklapt. Soms kwam de kat even bij de man en de vrouw van het huis zitten. Dan strekte hij zich naast hen uit op de warme tegels.

Er ging een nacht voorbij. Blauwe schaduwen onder de heg likten aan het met ijs bedekte gras. Op een midzomernacht hadden er bruiloftsgasten op gedanst. De zon kwam al op toen de laatste glazen werden opgeruimd en het kampvuur werd gedoofd. Dat vond de kat een goed moment om naar buiten te sprinten, tegen de feesttent aan te plassen en op zijn dooie gemak weer naar binnen te trippelen.

Slechts een herinnering nu. Ruw weggevaagd door een ijzige windvlaag die de takken van een grote dennenboom deed bewegen. Brokken sneeuw vielen met een doffe klap op de grond. Een zwarte vlek schoot dieper weg in de schaduwen.

In de zon glinsterden diamanten tussen de voetafdrukken die het pad naar de schuur volgden. De voetstappen hadden geaarzeld om verder te lopen. Een ander spoor had het pad gekruist. Een eerste markering. De voetsporen waren weer omgedraaid. Terug naar het huis.

De volgende dag scheen de zon in het gezicht van de vrouw. Ze stond in de deuropening en keek naar het bleke tapijt dat al dagen lag uitgerold over een verloren gewaande wereld. Voor even sloot ze haar ogen. Bijna zag ze de kat voor zich die uitgelaten over het tuinpad holde. Ze opende haar ogen weer en toen zag ze het. Dezelfde sporen die ze op het pad had gezien, hadden vannacht halt gehouden voor de keukendeur. Hij was dichterbij gekomen.

Laat in de middag veranderde de tuin van helderwit naar grijs. Grassprieten scheurden steeds grotere gaten in het vaal geworden kleed. De heg bewoog. Een zwart pootje kwam tevoorschijn en trok zich weer terug. Een roodborstje kwetterde opgewonden tussen de bladeren. Opnieuw een beweging. En daar kroop hij onder de heg vandaan.

Een slanke zwarte kater liep door een zee van paarse krokussen naar een plek waar de heg een bocht maakte. Het was volle maan geweest toen de man en de vrouw het gat in de grond hadden gegraven. Gewikkeld in zijn mandje hadden ze hem in zijn nieuwe bedje gelegd. Toegedekt door koude aarde. Dat was alweer een tijdje geleden gebeurd. Maar vergeten konden ze het nog niet. Bij de ramen van het huis bewogen de gordijnen.

De zwarte kater strekte zijn rug en ging zitten op de rustplaats van de oude kat. Het witte puntje van zijn staart danste op een purperen krokusmantel. De gordijnen werden met een ruk dichtgeschoven maar ontkennen had geen zin meer.
De nieuwe vorst was gekomen.

 12 maart 2021  

 

Lees nog een ander kort verhaal:

Laat hieronder weten wat je van dit verhaal vond.

2 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *