In de haven van Den Oever zagen ze het eindelijk. Een weg die zich voor hen uitstrekte tot aan de horizon. Ze hadden het moeten doen met de foto’s uit de krant. Vorig jaar al mocht het eerste verkeer over de Afsluitdijk heen. Waar de weg ophield, leken de twee zeeën elkaar weer te omarmen. Het was bijna niet te geloven dat ze straks fietsend over het water Friesland zouden bereiken.
Opa vertelde dit verhaal een keer toen ik bij hem op bezoek was. We dronken een kopje thee met een koekje erbij. Op de achtergrond klonk jazzy orgelmuziek. Hij had een nieuwe cd opgezet die hij graag wilde laten horen. Midden in het nummer nam plotseling een accordeon de melodie over. Opa begon mee te fluiten. Eigenlijk floot hij altijd. Ook als het stil was. In zijn hoofd hield de muziek nooit op.
Een paar maanden later besloot ik het dorpje op te zoeken. Het huis zou er misschien nog staan.
‘Je moet de oude mensen vragen naar het huis van mijn oma,’ had opa gezegd. Met de auto reed ik voor het eerst over de weg waar maar geen eind aan leek te komen. Het was een warme dag in juli. De lucht trilde boven het asfalt. Ingenieur Lely keek uit over het IJsselmeer waar zeilboten in de verte traag over het water bewogen.
Op het kerkplein van Wierum rook ik de zee. Een paar meeuwen krijsten in de verte. Veel huizen leken niet meer bewoond te zijn. Maar bij een huis tegenover de kerk was een oude man zijn vensterbank aan het voegen.
‘Goedemiddag meneer.’ Hij keek niet op. ‘Mag ik u iets vragen?’ Hij ging wat rechterop zitten in zijn stoel. ‘Ja?’ Ik vroeg hem naar het huis van mijn betovergrootmoeder. Vanachter zijn brillenglazen nam hij mij een beetje argwanend op.
‘Zij was mijn oma,’ zei hij. ‘Waarom wilt u dat weten?’ Ik vertelde hem over opa. ‘Maar dan moet u zijn neef zijn!’
Dat vond ik wel heel bijzonder. Hij bleef mij onbewogen aankijken. Misschien had ik hem wel gestoord.
‘Ze woonde hier om de hoek.’ Hij stond op en gebaarde dat ik hem moest volgen. De man schuifelde voor mij uit. Af en toe depte hij zijn voorhoofd met een zakdoek. Voor een huis, waar een woekerende struik de ingang verborg, bleef hij staan. ‘Hier is het.’ Het was een klein huis. Meer een soort schuur eigenlijk. Hier had ooit een groot gezin in gewoond. Ik kon het me bijna niet voorstellen. Hij haalde een pijp uit zijn broekzak tevoorschijn. ‘Was uw opa soms een zoon van die oom die in Amsterdam is gaan wonen?’ ‘Dat klopt inderdaad.’ Hij schudde zijn hoofd. Een beetje afkeurend leek het wel. Hier stonden we dan als familie en tegelijkertijd als vreemden tegenover elkaar. Hij stak zijn pijp op en zei: ‘Nou, dan ga ik maar eens verder.’ Hij schuifelde de straat weer uit. Terug naar zijn vensterbank. Zou opa echt familie van hem zijn? Spontaan een jazzdeuntje fluiten zat er bij deze neef uit Wierum waarschijnlijk niet in.
De trap naar de dijk, die opa als jongetje zo vaak had beklommen, was er nog. Ik zag Ameland liggen in de zee. Ik moest denken aan zijn verhaal. Ik hoorde de orgelmuziek weer op de achtergrond. In gedachten zag ik hem als jongen tegen de wind in fietsen. Over de dijk die de Zuiderzee voor altijd zou bedwingen. Hij proefde het zeezout op zijn lippen. Muggen vlogen in zijn gezicht. Maar het hinderde niet. Hij kon nu eindelijk met eigen ogen zien hoe prachtig het hier was. Nieuwsgierig naar de wereld om hem heen. Zo was hij toen. En zo is hij altijd gebleven.
4 september 2020
Wat vond je van dit verhaal? Laat hieronder een reactie achter.
Mooi stukje Eke.
Dank je Wilma. Fijn om te lezen.
Jeetje Eke wat een talent weer. Wat heb je nog meer in de kast? Heel fijn om te lezen en een mooie stijl van schrijven. Ik ben heel trots op mijn schoondochter en mama van mijn kleinkind, Hanne. xxx
Dank je wel! Dat vind ik mooi om te horen.