Paarse draadjes
‘Dat is fantastisch!’ De jongen lachte haar nu met stralend witte tanden toe.
‘Zegt u verder niets,’ ging ze op fluistertoon verder. ‘Geef mij de papieren maar, dan vul ik alles in.’ Hij reikte haar zijn iPad aan en ondertussen tuurde hij langs haar schouder de hal in.
‘Tegenwoordig doen wij alles digitaal mevrouw,’ zei hij zachtjes. Verdomme, dacht ze, nu gaat het veel te lang duren. Al dat gedoe met die touchscreens, het werkte haar altijd op de zenuwen. Op de bovenverdieping hoorde ze de vloer kraken.
‘Wacht even, ik ben zo terug,’ fluisterde ze weer. Ze griste een bonnetje van de Bruna van de keukentafel en krabbelde iets op de achterkant. Toen ze bijna bij de voordeur was, hoorde ze de jongen iets naar een collega schreeuwen.
‘Stil toch, stil toch!’ siste ze. Ze keek over haar schouder naar het trapgat, maar ze hoorde niets meer. Ze gaf hem het bonnetje. ‘Stuur me maar een mail.’ De jongen keek niet begrijpend naar het bonnetje waarop hij kon zien dat ze vanochtend Vijftig tinten grijs had aangeschaft.
‘Op de achterkant staat mijn mailadres,’ mompelde ze en ze duwde de deur voor zijn neus dicht.
Ze plofte op de bank neer. Voor haar op tafel stond een bos bloemen te verwelken. Ze had ze gisteren al weg willen gooien maar dat zou Paul nooit goed gevonden hebben.
‘Kan nog prima voor een paar dagen. Zonde van het geld,’ zou hij zeggen. Ze had zo’n hekel aan de geur van rottende bloemen, maar ze wilde niet dat Paul voor dagen bleef zwijgen. Dus liet ze het maar zo. Wanneer zouden die glasvezeljongens haar mailen? Plotseling voelde ze zich trots op zichzelf. Ze had dit toch maar mooi zelf in gang gezet. Dit keer zou hij er niet achter komen. Over de details zou ze later wel haar hoofd breken. Boven hoorde ze de vloer weer kraken.
Een week later was het zover. Mannen in oranje hesjes groeven een gat in de voortuin, vlak onder het raam. Nog steeds verbaasde het haar dat ze dit in haar eentje zo vlug had kunnen regelen. Normaal gesproken deed Paul dit soort dingen altijd. Hij zou alleen nooit gekozen hebben voor glasvezelkabel.
‘Het lijkt wel oorlog! Dat tuig kan niet eens zachtjes zo’n klus klaren!’ had hij uitgeroepen toen hun trouwfoto van de muur viel door het harde dreunen van de drilboor. Ze had de glasscherven opgeveegd en even was haar blik gevallen op het jonge paar. Hij in militair uniform met een nors gezicht, zij in een keurig witte jurk met een voorzichtige glimlach.
Paul wist nu van geen ophouden meer: ‘Ongevraagd stoppen ze de grond vol met die ellendige draadjes. Nu zit ik met een rolletje paars spul naast het huis te kijken omdat jij die verkoper weer eens niet wist af te wimpelen!’
‘Ik lees steeds vaker dat het internet er veel sneller door is,’ had ze tegengeworpen. Hij had minachtend door zijn neus gesnoven.
‘Onzin!’ Daarna was hij de trap op gestormd.
Nauwlettend hield ze de mannen voor het raam in de gaten. Gelukkig was Paul weg. Als ze nu toch eens opschoten. Er kwam een andere man aangelopen. Hij zwaaide naar haar en wilde op de deurbel drukken. In een reflex schudde ze haar hoofd en snelde naar de deur.
‘Ik kom de boel binnen voor u installeren mevrouwtje,’ zei de man.
‘Ja, ja, doet u het alstublieft snel.’ Ze hoorde de paniek in haar stem. De man had er geen erg in, liep naar de hoek van de kamer en boorde een gat in de muur. Ze hoorde de achterdeur niet opengaan. ‘Dag Annelies,’ hoorde ze een stem achter haar. Ze verstijfde. Langzaam draaide ze zich om.
‘Ach Arnaud, je liet me schrikken,’ zuchtte ze. Arnaud gaf haar een kneepje in haar schouder.
‘Alles goed hier?’ Ze knikte kort. Arnaud was zo’n buurman die zich met iedereen bemoeide. ‘Ik dacht, ik ga eens even kijken met al dat vreemde volk in huis. Nu Paul er niet is, moet iemand dat doen.’ Zelfs nu ze alleen was, was er iemand die haar controleerde. Het ergerde haar mateloos. Arnaud wees naar de man die de paarse draden door de muur trok. ‘Wat vond Paul hier eigenlijk van?’ vroeg hij.
‘Hij vond het best Arnaud. Ga maar gauw, alles is in orde.’ Met een frons keek hij nog even naar de man die nu de draden wegwerkte in een kastje.
‘Goed, als jij het zegt Lies.’ Hij liep weer naar de achterdeur, maar draaide zich nog even om. ‘Bellen als je iets nodig hebt, hè.’
‘Doe ik,’riep ze hem na. Ze schudde haar hoofd. Zij ging hem daar bellen zeg.
’s Avonds deed de tv het niet. Ze zou tot morgen moeten wachten. Op dit tijdstip was de klantenservice vast niet te bereiken. Nu Paul er toch niet was, kon ze net zo goed in haar nieuwe boek beginnen dat ze een week geleden bij de Bruna had gekocht. Hij moest eens weten. Bij die gedachte grinnikte ze even. Op de achtergrond begon er iets te piepen. Ze merkte het eerst niet op. De spanning tussen Anastasia en meneer Grey nam haar volledig in beslag. Het gepiep bleef aanhouden. Verwilderd keek ze om zich heen. Ze sloeg het boek met een klap dicht en verstopte het onder een kussen. Het geluid kwam achter de bank vandaan. Ze gluurde voorzichtig over de leuning naar het tafeltje waar de draadloze telefoon op stond. Op het scherm zag ze bij iedere piep een hekje verschijnen, snel en ritmisch achter elkaar.
Boven hoorde ze de vloer kraken. En nog eens en nog een keer. Hij was er.
Het piepen van de telefoon klonk steeds scheller in haar oren. Woest greep ze de hoorn van de haak en smeet hem weer op het toestel. Het hielp niets. Weer dat gekraak boven haar hoofd. Ze griste de hoorn van de haak en hield hem tegen haar oor. ‘Oké Paul, jij je zin!’ krijste ze. Het getuut werd kort onderbroken door een krakerige ruis. Even dacht ze een stem te horen lispelen: ‘Paarse draadjes….nooit…van mijn..leven…’
In paniek gooide ze de hoorn tegen de vaas met bloemen. Water stroomde naar de hoek van de kamer waar het kastje die middag was geïnstalleerd. Een paarse draad stak er nog uit. Bij Paul waren ze daar nooit mee weggekomen, hij zag dat soort dingen meteen. Het water bereikte de draad en een regen van vonken spatte uit het kastje. Ze gilde het uit. In paniek zocht ze naar haar mobiel. Hij lag op de bank. Met trillende vingers scrolde ze door de namen en tikte Arnaud aan. Hij nam meteen op.
‘Annelies, alles goed met je?’
De volgende morgen zag ze hem de straat oversteken met een grote bos bloemen in zijn hand. Er zaten dit keer witte lelies tussen. Hoe verzon hij het toch. Ze zuchtte diep. Haar blik viel op het boek waar ze vanochtend weer een stukje in gelezen had. Ze wilde het verstoppen maar Arnaud was al binnen.
‘Zo Liesje, weer een bloemetje van de buurt.’ Hij greep haar hand vast. ‘We denken aan je hoor, vergeet dat niet.’ Zijn blik dwaalde door de kamer. Gisterenavond had hij alles voor haar opgeruimd. Hij liet haar hand los en wees naar het zwartgeblakerde kastje in de hoek. ‘Ga je nog een nieuwe bestellen?’
‘Nee,’ zei ze, ‘Paul zou het niet gewild hebben.’ Hij knikte. Toen verscheen er een grijns op zijn gezicht.
‘Dat had ik nou nooit achter jou gezocht.’ Ze volgde zijn blik naar het boek en kreeg een kleur. Oké, dacht ze, ik wil hier vanaf zijn.
‘Arnaud, luister eens. Het is nu twee maanden geleden dat Paul begraven is. Ik weet dat jullie met mij te doen hebben, maar iedere week een bos bloemen gaat mij te ver.’ Ze slikte even en zei toen: ‘Je wilt het misschien niet geloven, maar ik ben blij dat ik nu eindelijk mijn eigen gang kan gaan.’ Ze dacht iets van medelijden in zijn ogen te zien.
‘Ik begrijp het,’ zei hij zachtjes en hij wreef over haar arm. Met de bos bloemen nog in zijn hand liep hij naar de achterdeur. Even later keek ze hoe hij de straat overstak. Hij draaide zich nog een keer om en zwaaide naar haar. Ze stak kort haar hand op. Vervolgens nestelde ze zich op de bank, pakte het boek op en wachtte op het kraken van de vloer. Maar het bleef stil.
Paul had zijn zin gekregen.
24 oktober 2023
Laat gerust een reactie achter